donderdag 31 januari 2013

Pauze

Men loert. De zitplek is bewust gekozen.
Er lopen dunne draden door de kamer
Als door een dwarse spin gesponnen
Zo zichtbaar voor wie zien wil. Er staat

Zelfs stroom op. Die is voor de nieuwelingen
Naïevelingen die nog durven denken
Dat zonder ogen die op loeren staan
De hele kamer hun terrein kan zijn.

Het duurt niet lang. Een stroomschok is genoeg
Voor nederig besef dat zitten hier
Nooit zomaar zitten is, een keuze is
De argeloosheid ruim voorbijgestreefd.

Een tafel is een plek voor bondgenoten
Die lachen om dezelfde grap, ha ha
Dat anderen het horen. Zie hen hier
Verheven zitten zijn. Maar wat hen bindt

Is amper nog in rake taal te vangen.
Men heeft zijn plek. En ginds daar zit de ander.
Men kauwt en houdt de knieën bij elkaar.
Men drinkt zijn koffie op. Men is beducht.

woensdag 30 januari 2013

Als muziek

Laat de woorden helder klinken
Resoneren als muziek,
Laat ze stralen, laat ze blinken
Door de juiste verstechniek

Geef de oren wat te drinken
Door te rijmen, door ritmiek,
Laat dat wat je zegt bezinken
In het hart van jouw publiek.

Wie gedachten kan verklanken
In een muzikaal gedicht
Zal men enthousiast bedanken

Want hij maakt het leven licht
Laat ons dansen op de planken,
Brengt een lach op ons gezicht.

Geschreven ter gelegenheid van de 14e gedichtendag,
31 januari 2013

dinsdag 29 januari 2013

Dubbele amfibrachys

1
Toen Loes mij wou zoenen
en ik me verzette
belandde haar kusje
precies op mijn kin.

Hoe lekker! Het vroeg om
herhalingsmomenten
sindsdien is die Loes dus
mijn nieuwe vriendin.

2
Frauderen, bedriegen
verdonkeremanen,
dat lijkt me in feite
best leuk om te doen.

Helaas, als een trouwe
belastingbetaler,
ik denk er wel aan maar
ik hou mijn fatsoen.

3
Wat anderen zeggen,
ik laat me niet kisten
en ga er voorlopig
nog even mee door.

Ik weet, het is niet echt
bewonderenswaardig
maar, dactylusdenkers,
ik ga er wel voor.  

Uncoupled couplets

Nijhoff
Ik ging naar Bommel om de brug te zien
Maar ik bleef plakken in de kroeg van Mien.

Slauerhoff
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
Nooit vond ik ergens anders onderdak:
Dus krijg ik elke dag weer een nat pak
En moet ik steeds opnieuw de boel verschonen.

Bloem
Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood,
Dus overdag dan zijn mijn ogen rood
En zit ik heel de tijd maar wat te gapen.

Drs. P
We rijden met de troika door het eindeloze woud
Mijn vrouw heeft immers vliegangst, krijgt het in een trein benauwd.

Abdicatie

Na jaren van voortdurend speculeren
In media, sensatiepers, op straat,
Wanneer de dag zou komen dat ze gaat
Komt nu toch het moment van abdiceren.

Ze wilde zelf dit einde regisseren
Heel goed beseffend dat ze vroeg of laat
Niet langer meer de Nederlandse staat
Op haar zo eigen wijze kon regeren.

Het tijdstip is, zo vindt ze, nu gekomen
Om plaats te maken voor haar oudste zoon
En hem te laten zitten op haar troon
Waarover hij al lange tijd kon dromen.

Na drieëndertig jaar, het is niet niks,
Komt er een eind aan tijdperk Beatrix.   

donderdag 24 januari 2013

Liefde tegen beter weten

Al blijkt dat elke renner pillen slikt
En velen zich ook vol hormonen spuiten.
Al wordt de sport beheerst door farmaceuten
En wordt er flink gesnoven en geprikt.

Al gaat men steeds zich aan bedrog te buiten
Waar het publiek nog nauwelijks van schrikt.
Al zijn ze meestal nep, die wielerkuiten
En heeft wie wint de ander vaak geflikt.

Toch blijf ik naar de wielersport graag kijken
En houdt mijn liefde voor het fietsen stand.
Zo'n wedstrijd valt met niets te vergelijken.

Met Boogerd heb ik levenslang een band.
Al zal zijn fraude op termijn ook blijken
Ik houd me doof en sta toch aan zijn kant.

zondag 20 januari 2013

Sneeuw

Sneeuw blijft iets wonderlijks
Winterse achtertuin
Wit is een kleur die naar
Eeuwigheid streeft

Maar wordt mijn tuin weer een
Smeltwaterstroomgebied
Blijkt het een beeld
Voor wat veel te kort leeft 

De vrouw van de clown

Ruim veertig jaar geen dag aan haar gedacht
(Haar zelfs, zo leek het wel, gewoon vergeten)
Merk ik hoe zij steeds in mij heeft gezeten
En al die tijd geduldig heeft gewacht.

Ik las de krant terwijl ik zat te eten
En zag haar naam, werd van mijn stuk gebracht
Want uit het niets kwam ik zo iets te weten
Wat leidde tot een korte jammerklacht.

Als kind heb ik ooit veel van haar gehouden.
Ze deed er in mijn jonge jaren toe,
Nog meer zelfs dan de clown met wie ze trouwde.

Ik lachte als hun liedje kwam en hoe
Totdat mijn aandacht op den duur verflauwde
Maar door haar dood denk ik aan Mamalou.