Hoe mooi,
een dode vogel in het gras
Zo op het
oog nog gaaf en ongeschonden
Alsof hij
hier een slaapplaats heeft gevonden
En droomt
van hoe fantastisch vliegen was.
Hoe stil hij
ligt – hij ligt hier nog maar pas
Niet wetend
wat hem onderweg verwondde
Als werd hij
naar mijn achtertuin gezonden
Om daar te
rusten op een zacht matras.
Zo was het
ook hoe ik mijn moeder zag
Toen zij
voor ’t laatst haar ogen had gesloten,
Zo mooi
alsof ze stil te rusten lag.
Hoewel er
tranen in mijn ogen schoten
Wist ik
meteen: dit is een mooie dag
Omdat zij
van haar vliegreis heeft genoten.
(Ingezonden voor Turing Nationale Gedichtenwedstrijd; bij beste 1000, helaas niet bij beste 100 gedichten)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten