Die kerel in
de spiegel kijkt mij aan
Alsof ik
iets van hem heb aangetrokken
En hij,
beneveld door wat flinke slokken,
Met mij eens
stevig op de vuist wil gaan
Ga weg, denk
ik. Hij blijft verdomme staan
En grijnst
naar mij. Ik ben een held op sokken
Die van zijn
aanblik hevig is geschrokken
En roepen
wil: Ik heb heus niets gedaan
Dan wrijf ik
restjes slaapzand uit mijn ogen
Ik maak mijn
voorhoofd, neus en wangen nat
En pak een
handdoek om me af te drogen
Ik zie
mezelf: mijn huid is niet meer glad
Al heeft de
spiegel enigszins gelogen
Ik heb mijn
beste tijd al lang gehad
Geen opmerkingen:
Een reactie posten