Ik houd het kleine ritueel in ere
en schud jouw kussen elke dag weer op,
opdat je elk moment terug kunt keren
en ik weer kan gaan liggen naast mijn pop.
Iedere dag, wanneer het avond wordt,
en ik mij van mijn dagtaak heb gekweten
maak ik de tafel klaar: een extra bord,
hoewel ik weet dat jij geen hap zult eten,
bestek, je eigen stoel, een kaars, een glas,
ik zet ze voor je neer om naar te kijken
alsof je enkel opgehouden was
voor mij een vrouw, een huisgenoot te lijken.
Ik hoor (hoe kon ik denken dat hetgene
waarop ik al zo lang enorm gesteld was
waardoor ik ben, voor altijd was verdwenen?),
alsof je bent herrezen uit de as,
ik hoor, alsof de woning nog bestond,
het huis dat ik in dromen voor ons bouwde,
het grind, de klink, het aanslaan van de hond,
die vaker jou besprong en op jou kauwde,
en je komt binnen op het ogenblik
(hoewel jij van de tijd geen flauw benul had)
dat ik de lamp ontsteek, de bloemen schik,
alsof ik hier met jou niet steeds voor lul zat.
Ik hoop alleen dat ik dan rustig blijf
zoals jij al die tijd ook rustig bleef
en haast niet opziend van mijn stil bedrijf
(alsof ik net als jij maar amper leef)
de woorden vind, als was het vanzelfsprekend
en ik niet zie dat jij van plastic bent:
Schuif aan; tast toe: er is op je gerekend,
de hoogste tijd dat jij weer wordt verwend.
(Dubbelganger, gebaseerd op Ritueel van Jean Pierre Rawie)